Door Sophie Devolder
Een vriendin, mama, fantastische vrouw, … die me al huilend een spraakberichtje op WhatsApp inspreekt. De boodschap begint nog maar en de tranen springen me al in de ogen.
We weten allemaal dat het slecht gaat in de kinderopvang. Dat er te weinig begeleiders zijn voor te veel kindjes. Dat de verzorgers uitvallen omdat ze te weinig betaald worden, niet voldoende erkenning ervaren en de job verdomme loodzwaar is. Dat er steeds meer ouders hun kinderen noodgedwongen later brengen en veel vroeger komen halen. Dat ouders hun oorspronkelijke opvangplan aanpassen omdat het onhoudbaar is geworden. Ook dat is realiteit vandaag.
Al snikkend hoor ik haar zeggen dat de toestanden die ze dagelijks ziet echt niet meer ok zijn. Dat er hele jonge kindjes zijn die liggen te wenen en waar er niemand naar kan kijken, waar niemand de zorg en liefde aan kan geven die ze zo hard nodig hebben. Dat er zich gevaarlijke toestanden voordoen als er kinderen alleen gelaten worden omdat er niet voldoende handen zijn. Eerder hoorde ik haar al zeggen: het is echt wachten tot er iets mis gaat. Waarop ik mezelf luidop hoorde denken, maar het gaat al mis. En serieus mis.
Hoe komt het dat we als maatschappij niet beter zorgen voor onze kinderen? Voor wat ons meest kwetsbare en dierbare goed is. Het doet me denken aan onze planeet. Het klimaat. We weten dat het er niet goed mee gaat en toch blijven we er collectief blind voor. Waarom is dat? In wiens voordeel?
En alsof het allemaal nog niet schrijnend genoeg is, krijg je daar als ouder vaak nog een schuldgevoel bovenop. Je kind huilend achter laten voelt met een reden niet goed. Kunnen we dus alsjeblieft stoppen met tegen ouders te zeggen dat ‘het gemakkelijker is als je kort afscheid neemt’. Gemakkelijker voor wie vraag ik me af?
Ouders voelen het intuïtief aan als er iets niet helemaal in orde is. Het voelt voor hen of voor hun kind mogelijks nog niet voldoende veilig aan. Je over dat gevoel zetten, wordt aangemoedigd. Wat ontzettend jammer is. Het zou juist goed zijn als het omgekeerde gestimuleerd wordt.
De plek waar jouw kind zoveel uren doorbrengt, is als een tweede thuis voor hen. Idealiter kan je daar zoveel en zo lang blijven als je zelf wil of nodig is. Ik kreeg als ouder de tijd om ’s morgens Isa te voeden in de crèche. Om te spelen met de andere kindjes en er contact mee te maken. Over de middag fietste ik van mijn werk naar daar om hetzelfde te doen en ’s avonds opnieuw. Ik was er welkom, leerde er de andere kinderen, ouders en verzorgers kennen. Ik hoor je denken, wat een luxe. Eerlijk, dat lijkt me echt een basisvoorwaarde. Dat dit kan en mag als dat is wat je nodig acht.
De situatie is echter nu zo dat een andere fantastische mama me onlangs nog stuurde: ik ga al blij zijn met een plaats in Gent. Wat ze op dit moment niet heeft voor alle duidelijkheid. Eerlijk, mijn hart bloedt daarvan.
Om maar te zeggen dat wat mij betreft het zeker niet alleen gaat over hoeveel kinderen één begeleider al dan niet kan of mag verzorgen. De lat mag véél hoger dan dat, ook al ligt diezelfde lat op dit ogenblik op veel plaatsen aan diggelen. We mogen niet tevreden zijn met kleine stapjes vooruit. Met pleisters op de wonde. Met investeringen in technologie in plaats van in mensen. Op jarenlang wachten vooraleer er iets verandert.
Ik hielp, intussen 20 jaar geleden, als tiener thuis heel vaak mee in de crèche van mijn pleegmoeder. Toen was het me al duidelijk dat wat daar gebeurt cruciaal is en dat is nog niet veranderd.
Bedankt aan zij die zich elke dag op hun manier inzetten om iets aan deze crisis te doen.
We zijn er nog lang niet.